Inleiding
Vorig jaar hebben we in de begroting aangegeven dat onze bedrijfsvoering in ontwikkeling blijft en dat een aantal externe factoren grote invloed uitoefenen. Dat zijn de complexe nieuwe taken, nieuwe en/of veranderende wetgeving op het gebied van de Omgevingswet, wonen, duurzaamheid, digitalisering, informatiehuishouding, jeugd en Wmo en de nog steeds zeer krappe arbeidsmarkt. Ondanks dat we nieuwe taken krijgen staan daar geen of onvoldoende (financiële) middelen vanuit de Rijksoverheid tegenover. Dit is de situatie waarin we nog steeds verkeren en dit zal in 2025 niet veranderen.
De organisatie
De druk op de organisatie neemt door de ontwikkelingen van de afgelopen tijd toe. Onze basistaken komen daardoor steeds meer in het gedrang. Om goed voorbereid te zijn op de toekomst is er in 2024 besloten om een peilstokonderzoek uit te voeren naar de kwalitatieve en kwantitatieve staat van de organisatie. Er wordt namelijk werkdruk ervaren, volgens het A&O fonds hebben we een lagere formatie ten opzichte van gelijkwaardige gemeenten en er is te weinig tijd voor ontwikkeling en innovatie. Daarnaast gaan we in 2025 als organisatie aan de slag met de toekomstoriëntatie en willen we de grondhouding, van iedere collega, naar “ja mits” verder uitwerken. Dit is een ontwikkeling naar “hoe maken we het mogelijk”. Deze ontwikkeling maken we met elkaar door en moet in de haarvaten komen van ons allemaal. Dit doen we door middel van training, bijeenkomsten, evaluaties maar ook vooral de goede voorbeelden met elkaar doorleven. Ook dit kost tijd en inzet van onze medewerkers.
Aangezien de ervaring leert dat het moeilijk is om zelf een objectief beeld te krijgen van onze organisatie hebben we een extern en deskundig bureau gevraagd de volgende twee hoofdvragen te beantwoorden, namelijk:
- Zijn wij met de huidige organisatie (kwantiteit en kwaliteit) in staat om het dagelijks werk uit te voeren, de ambities en de opgaven uit het coalitieakkoord waar te maken?
- Hoe is dat naar de toekomst toe (over circa 4 jaar)?
Het onderzoek is verdeeld in twee delen:
- Een kwantitatief deel dat zich richt op formatie, begroting en kosten (bijvoorbeeld: hoeveel kilometer aan wegen hebben wij te onderhouden).
- Een kwalitatief deel dat zich richt op hoe we dingen doen met elkaar. Zaken als: hoe werken we samen, span of control, hoe is onze overlegstructuur en hoe sturen we, komen hier aan de orde.
De uitkomsten gaan ons helpen om op basis van objectieve criteria te bepalen welke structurele formatie wij nodig hebben om alle taken uit te kunnen voeren en of welke keuzes wij kunnen maken. We zien dit peilstokonderzoek als een vertrekpunt voor verdere ontwikkeling in de organisatie.
Samenwerken
Naast de wens voor samenwerking en om als gemeente zelfstandig te kunnen blijven, werpt nieuwe regelgeving ook steeds vaker de verplichting op om samen te werken. Zo stelt bijvoorbeeld de provincie steeds hogere eisen op dit vlak en vraagt dit aan de voorkant meer afstemming (o.a. Gelderse Puzzel). Hoewel samenwerking veel voordelen heeft, zoals vermindering van kwetsbaarheid of schaalvoordelen bij inkoop, levert het lang niet altijd minder inzet van capaciteit op. Zeker niet als wij invloed willen hebben op de samenwerking.
We zijn gestart met “de basis op orde”. Voor de verdere ontwikkeling van onze organisatie in het algemeen en onze digitalisering in het bijzonder moet de basis op orde zijn. Het werken aan ‘de basis op orde’ blijft een dynamisch gegeven, omdat ontwikkelingen door blijven gaan. We hebben stappen gezet in het op orde brengen van een aantal belangrijke processen en dit zetten we voort in 2025. De Plan Do Check Act (PDCA) cyclus moet een vast onderdeel worden van werken in Buren en er moet ruimte zijn voor organisatieontwikkeling. Dat gaat niet alleen over afspraken binnen de organisatie, maar ook over samenwerken met het college en de raad.